Als mijn hart het hard doet smelten.
Wat doe je eraan als het leven je als klein kind niets geeft waar je echt enthousiast van wordt? Wat je werkelijk warm maakt vanbinnen? Hoe ga je als kind om met een wereld die totaal niet aansluit bij jouw authenticiteit? Om alledag te overleven bedacht kleine Annick een wonderlijke wereld waarin ze de held was van haar zelf verzonnen verhaal. Een magische wereld waarin ze zich terugtrok als de realiteit gevoelsarm of harteloos, vreselijk saai oftwel volslagen onrechtvaardig voelde. Haar wereld in één zin samengevat: Le monde merveilleux dans l'abondance du bonheur. Als Franstalig kind fantaseerde ik over die wonderlijke wereld met een overvloed aan geluk. Als midden veertiger leef ik nog steeds merendeels in die fantastische wereld die mijn bruisende natuur levendig houdt. Helaas niet zozeer in verbinding is met de realistische maatschappij. Al maakt het mijn leven sprankelend, evengoed is er een schaduwzijde. In die fantasiewereld hou ik weinig rekening met mensen. In die imaginaire toestand kwetste ik een vriend. Niet zomaar een vriend. Hij die mij in een gedeelde weelde aan verenigde lichamen doorheen de winter loodste. Voor 't voorjaar bedacht ik uit eigen initiatief, vooral ook uit verbinding met hem, een nieuw avontuur. Het brak zijn hart en mijn hart brak mee in het laat besef van een beslissing genomen uit koppeling. Nu lig ik plat op de mat met hartpijn. Het wanhoopt me om noodgedwongen te vluchten in al het solitair door weinig aansluiting met de realiteit.
Ik heb hartpijn, zeg ik tegen
de cranio-sacraal therapeut. Ze knoopt een gesprek aan met mijn hart. Mijn hart
hoort haar wel maar antwoordt niet. Ineengedoken verschuilt ze zich in de
donkere binnenkamer van mijn zielenhuis. Roerloos ligt ze daar, veel te klein
en veel te stil. Hartbeschermer ben jij daar? vraagt ze. Ja, zegt de hartbeschermer doorheen mijn stem. De therapeut vraagt door. Zo komen we
te weten dat mijn bang hart omgeven is door een joekel van een beschermlaag in de overtuiging: Ik geloof alleen maar in hard. In dat standpunt ervaar
ik de wereld als hard. Ik trek het harde aan in mijn leven. Ik ben hard voor mezelf en hard voor de andere. Ik trek mezelf terug in le monde merveilleux als ik de hardheid niet meer kan hebben. Het is niet altijd zo geweest. Ik kwam op aarde
als een teer kind met een pluim van een hart dat alles om me
heen wilde strelen. Alles op school spotte met mijn
zachtheid. In dat mikpunt van plagerij voelde ik me alleen op de wereld en begon
mijn eigen leefwereld de creëren. Ondanks de toevlucht werd
ik ongewild wakker geschud door de realiteit waarin ik moest dealen met hard. Mijn opvoeders die zelf een metaalplaat smeedden rondom hun gevoelig hart, deden voor hoe mijn eigen hartbeschermer
te smeden. Het hielp want elke nieuwe laag aan smeedwerk beschermde mij beter
tegen de forsheid van het leven. In het inkapselen van een lichtgeraakte boezem zei mijn hartbeschermer: Het leven is hard, dus word ik even hard. Het werd hard in mijn hart. Nu ze roerloos in dat donker holletje van mijn binnenkamer ligt, begrijp ik waarom ik zo gretig de liefde zoek buiten mezelf. Hongerend naar bevestiging
en invulling van anderen. Ik begrijp waarom tranen niet komen. Mijn hart zit immers als bevroren vast waardoor ik de liefde in mij niet voel kloppen. Ofwel ontvang ik even liefde van een ander ofwel vind ik soelaas in mijn wonderlijke wereld.
De therapeut blijft contact zoeken met mijn hart. Hart ben je daar? Hart wat heb je nodig? Als twee tranen uit mijn ooghoeken biggelen, laat mijn hart zich in fluistertoon horen. Ik wil ruimte, zegt mijn hart. Ik wil weer leven. Warmte voelen. Uit het donker. Helderrood worden. Met elke hartenwens die ze uitspreekt groeit ze in omvang. De hartbeschermer verstilt in de stem van de beschermelinge die ze jarenlang niet hoorde. Mijn hart zwelt op tot tegen de plaat. De therapeut vraagt de hartbeschermer of het bereid is om ruimte te maken voor mijn hart. De trouwe hoeder twijfelt eerst nog aan die bedoeling om dan in te stemmen. In de gloed van mijn warmer wordend hart verweekt de ijzerharde omhulling tot het als een tweede huid aan mijn hart vast komt. In die verweking deint de beschermer uit samen met mijn hart. Het stopt met een eigen bestaan te leiden. De hartbeschermer en mijn hart bonzen nu samen het bloed door mijn levensbanen. Het bloed dat mijn handen en voeten mee verwarmt. Zij die ik niet anders dan koud, kil of klam had gekend. De geluksstofjes die ik ga halen in seks met mannen, in impulsieve uitspattingen, in avontuurlijke veranderingen, in intens leven om niet ten onder te gaan aan de vrieskou binnen in mij, worden in de expansie van mijn zielenkamer nu door mijn eigen hart gebrouwen. Het feestje vindt binnen in mezelf plaats, los van wat buiten gebeurt. Na ruim veertig jaar overleven in een schuilgehouden kamer achter een ondoordringbaar scherm stroom ik voor het eerst over van geluk en verdriet tegelijk. Tranen stromen mee, niet eens wetend of het grief of blijdschap is. Dagen later voel ik hoe de hartbeschermer de regie weer wil overnemen als mijn gevoelig hart krimpt als ik schrik. Het is regelmatig nodig om terug contact te maken met mijn hart om haar levendig te houden, voel ik. De alertheid van mijn hartbeschermer in een strenge overtuiging vraagt om een nieuw standpunt: Het leven voelt zacht als ik zacht ben.
Ik dank je Cecile om me te begeleiden in het omzwachtelen van mijn hart dat niets liever dan verbonden in mij leeft. Nu harde overtuigingen bij iedere meditatie in de hoogoven van mijn borstgebied telkens wat meer wegsmelt, kan ik toenemend mijn eigen bron van warmte, geborgenheid, vertrouwen en verbinding zijn. Ik heb gevoeld hoe mijn hart zielsgraag voor mezelf klopt. Dat ik kan verpozen in dat warme midden.
Mademoiselle Marteaux