De donkerste dagen van het jaar.
De donkerste tijd van het jaar. Elke vezel van mijn lijf hunkert naar winterrust. Een slow down die de natuur logischerwijs neemt. Ik voel mezelf na het avondeten indommelen voor de warme haard, om indrukken van de afgelopen periode te verwerken. Vaak ben ik niet eens bezig met grote reflecties, ik doezel maar wat. De winter vraagt me mijn ogen te sluiten om te zien wat in mij gezien wil worden; daar waar het donker is. Het is niet veel anders dan de braakliggende landbouwgronden rond ons. Ook onze innerlijke akkers verzoeken de vruchten van het voorbije jaar binnen te halen, de misoogsten te boven te komen, het kaf van 't koren te scheiden, het gezond gewas op te slaan, de grond toe te dekken, het gepasseerd teeltplan te verkwikken. Alsmaar doorgaan in dit seizoen, put onze binnenbodem uit. Het emo-kaf beklijft aan het denk-koren op een hoop te verschalen. Die verzuring van herhalende teeltwijze die niet van naderbij (her)bekeken wordt, belast ons lichaam. Het valt op dat mensen graag vasthouden aan het bekende. Verandering gaat gepaard met weerstand. Die veranderingsangst is instinctief. De diepgewortelde reden van vasthoudendheid is dat onze voorouders overleefden door controle te houden op hun omgeving. Verandering voelde bedreigend. Het vastroesten in patronen onthult dus de menselijke kant die steeds in standje overleven blijft bewegen.
Onder het grauwe wolkendek trekt de zielsrust van de winter aan mij. Het nodigt me uit om te wachten, om gewoon te wachten, stil te zijn en te ontvangen. Kom soezen in de oorsprong van mijn sterke stam, fluistert de naakte boom tijdens een wandeling. Als ik gehoor zou geven aan die natuurlijke cyclus die door me heen beweegt, zou ik het moeten doen onmiddellijk achter me laten. Ik zou achteroverleunen in de winterschoot.
Ondertussen trekt iets totaal anders aan me. Een heleboel mensen om me heen houden me klaarwakker in een opmerkelijk fenomeen waar ik eveneens aan deelneem: de winterfeesten. We doen er alles aan om in de winter van ons leven klaarwakker te blijven. Onze natuur vraagt te vertragen, wij gaan de actie opdrijven. We gaan als een gek tekeer tot na middernacht, rennen ons te pletter, pieken in middelendoelen, schieten een fortuin aan knallers de lucht in, feesten als beesten. Zijn we onze natuur uit het oog verloren? Voelen we de verstilling waar ons lijf naar hunkert niet meer? Zijn we panisch voor donkerte? De donkerste dagen vragen inderdaad om een kleine dood. Inkeer knalt 100% tegen jezelf, tegen jouw angsten en je heb geen idee wat je in de onbekende sfeer nog meer tegenkomt. Je hebt geen benul of je nog dezelfde bent bij je ontwaken, weet niet of je leven er anders uitziet, hebt geen garantie op wat overblijft van oude gewoontes. Je legt je zekerheid af in de handen van het niet-weten. Best eng hoor. Hier wringt dan ook het schoentje. Niet gewend om controle te lossen over een levensstijl dat we zo hebben vormgegeven, weg van angsten. We willen wel in verbinding zijn met onszelf, geen probleem, dan alleen met het plezante deel. We verkiezen oppervlakkig contact met onszelf, weg van ongewenste intimiteiten. Daarom rennen we alsmaar voort in ons gewoonlijke doen en leiden onszelf af met zalige kersten, gelukkige nieuwjaren en carnavalsgekte.
Waar we niet bewust van zijn is dat onderdrukte angsten de doorvoer van levensenergie afknijpen. Mensen hebben steeds extremere ervaringen nodig om de angststapel te onderdrukken. Heel jammer want wie de verstilling omhelzen kan, wie de vertraging aannemen kan, het verzinken vertrouwen kan, niet terugdeinst voor het donker, de angstberg niet langer omzeilt, zichzelf inclusief schaduwen aankijken kan, wie tijd inlast om te zakken, die hervindt levenszin. In het stille donker herstelt levensenergie zich namelijk. Logischerwijs, net als de natuur. Daar vervelt het oude en herrijst het nieuwe. Het geschenk van met de stroom meegaan, is dat je de echte euvel opruimt. Hoe minder angsten, hoe meer energie, minder last van koude seizoenen, winterdepressies. "Ik heb geen angsten", hoor ik de kanjer zeggen. 'Ik ben niet bang voor spinnen, ik heb geen hoogtevrees of claustrofobie". Voor de hoogmoedigen die denken dat ze Jan (of Jeanne) Zonder Vrees zijn, noem ik een paar angsten waar zowat iedereen in meer of mindere mate mee te maken heeft. Angst voor pijn bijvoorbeeld, angst voor ziekte, angst voor verveling, angst voor alleenzijn, angst voor afwijzing, angst voor verantwoordelijkheid, angst om te verliezen, angst voor nabijheid, angst voor mislukking, angst om achterop te raken, angst om onderuit te gaan, angst voor kritiek, angst voor vonnis, angst voor armoede, angst voor geweld, angst voor een foute beslissing, angst voor gevaar, angst voor controleverlies, angst voor vastlopen, angst voor afstraffing, voor miskenning, angst voor autoriteit, angst voor verlies van zekerheid, angst voor verandering, angst voor manipulatie, angst om gevangen te zijn, angst om betrapt te worden en angst voor de angst zichzelf.
Ondertussen is het januari. De rust lijkt weergekeerd. Dorpen spoken in lege straten, lampjes opgeborgen, geldbeurzen blut, mensen knock-out geslagen door overvraat. Er zijn plannen voor dieet, de vliegvakantie is geboekt, het nieuwe sportseizoen betaald, het online winkelwagentje vol wintersales, de carnavalspakken van zolder gehaald. We gaan lekker door waarmee we bezig waren: bochten maken omheen het donker. Ik deels en deels ook niet. Mijn lijf kan niet anders dan verlangzamen. Ik voel me een overjarige rups die haar bezadigd bestaan in een cocon wil inweven om in die omhulling transformatie te vinden. Ik voel me als een honingbij dat in de duisternis van de kast zoemt en zingt om het nieuwe leven dat komen gaat. Ik voel me net een lieveheersbeestje die wil vastkleven aan zielenmaatjes, keverend in standje super relax. Hun lijfjes gloeien saampjes als het zonlicht buiten uitdooft. De koude doorleven ze verzameld; beschut van het barre. Ik voel hoe de aarde ondergronds als een volle voorraadkamer gevuld is van leven. Als ik mijn ogen sluit voel diezelfde blauwdruk van de lente in mijn wortelstelsel bloesemen. Dan kan ik door de angststapel heen beleven: Ik hoef niet bang te zijn. Er is nooit niets, geen absoluut donker of totale leegte, dus licht op vanbinnen.
Mademoiselle Marteaux