De Maan.
De maan is wit. Hoe wit is de maan?
Wit als een schelp?
Of wit als de wolken?
Zo wit als papier?
Of als een witte roos?
Wit als sneeuw of wit als zout?
Wit als melk? Zo wit als de beekjes of als zand?
Zo wit als rook?
Zo wit als as?
Of zo wit als een zwaan?
De maan is rond. Hoe rond is de maan?
Rond als een kiezelsteen?
Of rond als een pluizenbol?
Zo rond als een kastanje? Of als een sneeuwbal?
Rond als kool of rond als een bosbes?
Rond als een slakkenhuis of als een web?
Zo rond als een hele regenboog?
Zo rond als een stam?
Of zo rond als koraal kan zijn?
Ik heb even de maan gezien.
Het was wit en het was rond.
Ik heb naar de maan gekeken.
Het was wit en rond als een agaatgrijze mochi van gestoomde kleefrijst waar onverlegen een gulzige hap uit genomen werd door de Oosterse zon.
Dit wit en dat rond was het.
Mademoiselle Marteaux