Ecstatische dansperikelen op het grasgroene vloerkleed.
In mij woont een magisch kind. Een kind dat het leven ziet als één groot wonder. Een kind dat eerder wil voelen dan praten. Een kind dat alles intens beleeft en geniet van het mysterieuze dat ook het leven is. Dat mensje in mij is waarachtig een feestmuts. Ze is een onvervalst lachebekje. Een heuse lichtsprankel. Ik ben zo blij met haar!
Het magisch kind trekt al dagen aan m'n mouw met de vraag om samen te dansen. Niet het gewoonlijke dansen in aangeleerde pasjes. Ze vraagt naar een oeverloos dansfeestje op blote voeten met losse haren. Ze port me aan om de grasgroene mat in de woonkamer om te toveren tot dansplatform waarop we kunnen losgaan. Ze had laatst nog zo genoten van ons danspartijtje, die ene keer dat ik niet tot bij ecstatic dance raakte om een reden dat ik me niet meer herinner. Laat ik met mezelf zwieren op de mat en de koptelefoon op, bedacht ik die avond. Weken daarvoor had ik een speellijst samengesteld die in een mengelmoes aan basdrums en oerwoudgeluiden mij op reis zou nemen in de woeste wildernis waar ik in verbeelding vrij dans. Bij de eerste klanken sluiten mijn ogen zich voor deze aarde om zich te begeven in een nieuwe wereld. De grasgroene mat van nog geen twee vierkante meter wordt ineens een jungle. Uit mijn vloerkleed rijzen torenhoge bomen tot voorbij het plafond. Oerbomen met donkergroene bladeren als kelken met jungle-sap. Het oerbos omwikkeld in verbindende lianen. In dat woud verander ik van gewone vrouw tot een bosjes-diva, een oerwoud-godin of ben ik een woud-elf? Eigenlijk weet ik niet meer wat ik ben, het is als alles en niets zijn tegelijkertijd. Op de bombastische bassen met fijne fluistervinken er doorheen, ga ik tollen, tuimelen, kruipen, draaien, zwaaien en wentelen. Steeds harder en steeds meer. Slangen slingeren over mijn armen en rondom mijn buik. Slangen die in mijn navel binnendringen tot in de danszaal van mijn baarmoeder en daar het feestje verderzetten om dan weer langs de sacrale poort een uitweg te vinden naar buiten. Paradijsvogels cirkelen krijsend rond mijn licht geworden hoofd. Bonte vogels op hoge takken tsjilpen uitgelaten mee. Het is een gekakel en gekwetter van jewelste. Het begeestert me om mij volledig te geven. Alles jut me op om los te breken uit de strakke kettingen van elk fatsoen. In een onbeheerste uitspatting aan wervelende energie kleed ik me uit. Naakt van lichaam en naakt als mezelf, geef ik me over aan wat is. Helemaal uitgekleed van hoe-het-hoort om anders-dan-anders te kunnen zijn. Niet met opzet want dat rebels kantje had ik jaren terug opgegeven na een uitputtingsslag tegen een norm die nooit zal voelen als de mijne, hoe dan ook de overhand houdt. Maar als mijn voordeur zich sluit, de rolgordijntjes omlaag gaan en het haardvuur aangaat, dan leef ik mijn eigen norm en die is allesbehalve beschaafd. Ik voel ekstatische stromingen in mijn onderbuik opkomen. Orgastische golven stormen rondom mijn heupen. Ze bevruchten mij met nieuw leven. Ik voel me zwanger van een oerbos-ziel. Ik wil het onbekende baren. Op het toppunt waarop mijn lijf net niet uiteenbarst, stapt uit mijn hart, een kind. Uit mijn naakt hart wordt onverwachts een meisje geboren met een krullebol aan kastanjerood haar. Een kind met felgroene kijkers waarin het oerwoud-licht weerschijnt. Zo helder kijkt die kleine meid uit haar ogen. Met lichte sproetjes bijna onzichtbaar op een melkwitte huid en een brede grijns die uitnodigt tot meelachen. Net als mij, poedelnaakt. In haar naaktheid zo puur. We dansen tegenover elkaar. Onze blikken lossen niet. We lachen en we gieren het uit. Mijn vierenveertigjarig lichaam wordt ogenblikkelijk piepjong in spieren die versoepelen, botten die verweken, bloed dat weer ademt, cellen die vibreren, huid dat gaat stralen en haartjes die van spanning overeind staan. Ik voel me levendig! Het is alsof mijn volwassenheid als een oude feniks in het stof vergaat. Uit dat stof herrijst een jeugdig lichaam met tropisch gekleurde veren. Ik voel me vanbinnen vervellen als een slang die haar donkere huid afwerpt om zich in haar gouden gestalte van haar meest schitterende kant te laten zien. Ik dans en dans met mijn magisch kind. In die samendans herinner ik me waarvoor het leven bedoeld is. Het is niet bedoeld om weg te kwijnen achter stoffige schermen, te mopperen over niets of te ploeteren voor bezit. Het is bedoeld om te dansen. Het is bedacht om te feesten. Het is gemaakt om te schaterlachen. Het is geschapen om te sprankelen. Het is bestemd om te lieven. En ja, ik weet dat er ook werk te verrichten is. Dat het brood niet vanzelf op de plank komt. Ik voel wel dat als ons naakt hart een magisch kind baart om samen het leven te vieren, het brood luchtiger gebakken wordt en in een brede glimlach op de plank komt.
Mademoiselle Marteaux