Verzachten door dementie.

01-02-2025

Mijn omaatje. Geboren in 1923. Twee oorlogen doorgemaakt in Wallonië, aan de Duitse grens dan nog wel. Een kanjer van een vrouw! Oersterk... dat wil je niet weten. Bikkelhard... ook dat wil je niet weten. Een straffe Madam en punt uit. Mijn moeder werd als kind behoorlijk gedrild. Ze belandde aan de keldertrap als er iets niet naar haar wens verliep. Knuffels, ongekend. Haar kinderharen werden kortgeknipt als een jongen. Ze was een vrouw van sterke woorden. Mijn oma nam het op voor haar kinderen als een leeuwin, ook dat was ze. Wat ze nog meer was naast rechtschapen: ze had een beroep van aanzien als klassenjuf in haar streng gelovig geboortedorp. De vrijpostigen verafschuwden haar en de volgzamen gingen voor haar op de knieën. In ieder geval had ze indruk gemaakt. Ik herinner me dat mijn opa nauwelijks opviel in de voetstappen van haar rijzige schaduw. Hij was een man van weinig woorden. Postbode in datzelfde dorp en alkolieker. Een normaal verschijnsel voor een briefdrager uit de jaren stillekes. Postman zijn betekende jenevertjes in ruil voor praatjes. De facteur was een soort zielenknijper die vrijwillig luisterde naar dorpsellende. Zolang hij zijn geest verdoofde met drank, kon hij dat gekwebbel aanhoren vermoed ik en zelf wat gebrabbel toevoegen aan lopende geruchten. Mijn moeder zegt dat het vooral misging bij het rondbrengen van de pensioenen want dan vloeide de drank na het schenken van de gevulde omslag. Mijn moeder was kwaad geweest op de dorpelingen die hem onnadenkend zat voerden. Voor haar was hij vooral een slachtoffer. Hoe 't moge zijn, de clou van het verhaal is: zij was de baas. Zij regelde het reilen en zeilen van het ganse gezin samen met een dienstmeid die zich ontfermde over huishouden, maaltijden en kinderen. Als ik verhalen van vroeger hoor, kan ik haast niet ontkennen dat haar persoonlijkheid me deed denken aan die van Mevrouw Bulstronk uit Matilda. De matrone met de figuurlijke zweep in handen, puriteinser dan puriteins, die vrouw met het kruis. Ah mijn omaatje! Onvoorstelbaar! Zo heb ik haar nooit gekend! Steeds als ik het brandmerk van die strak godsdienstige opvoeding op het hart van mijn moeder zie nagloeien, voel ik de aandrang om elk kruis dat ik per ongeluk aantref op de kop te draaien. Daarmee klaar!

Gelukkig verzachtte ze met de leeftijd, mijn omaatje. Hoe dat komt weet ik niet maar wat ik wel weet is dat haar zachter worden het hele gezin deugd deed. Het herstelde de band met haar kinderen. De band met haar kleinkinderen, met ons, was altijd al goed geweest. Ja, ik mocht als tiener niet naar bed zonder gebed en ze kon er niet tegen als door ons spel de fransjes van het vloerkleed overhoop lagen. Ik kon niet bij haar terecht met onzedigheden, stoute plannen of vrijpostige bedenksels. Ze regelde de doop van mijn kids en samenwonen zonder trouwen was zondig, al deed ik het wel. Verder moet ik zeggen dat ik weinig last had van haar voormalig streng en hard. Ik was haar oogappel, dat scheelde natuurlijk. We hebben een fijne tijd gehad, zij en ik. Voor mijn moeder buig ik in de heugenis van de zachtheid waarmee ze met ons omging als kind. Ze had zichzelf die zachtheid toegeëigend zonder het zelf als kind beleefd te hebben. Mijn moeder heeft in haar leven een hele brok aan streng katholiek getransformeerd. Het is aan mij om dit werk voort te zetten. Meer verruimen, meer openen en meer verzachten om alle kruistochten, paternosters, klinknagels, granaatscherven, kanon-kogels, oud ijzer te versmelten tot iets onherkenbaars, iets met verlies van effect.

Vandaag bezoek ik haar in het rusthuis, mijn omaatje. Ik pik haar op in de gemeenschapszaal waar oudjes samenzitten die niet langer alleen op kamer kunnen blijven. In mei wordt ze honderd-en-twee... Het is nog niet zeker of ze die eindleeftijd bereikt want ze staat op de laatste tree voor het levenseind. Ze glipt weg en vloeit stilaan over in Genezijde. Ik herinner me dat ik als tiener achter haar aanliep naar de kelder om iets te halen en dat ze op die ene keldertree had stilgestaan om te zeggen dat het ergst wat haar kon overkomen verlies van verstand was. Nu ze zit rechtover mij, in haar laatste fase als dementerende, totaal het verstand kwijt. Het feit dat ze levend gehouden wordt door een pillendoosje had me kwaad gemaakt. Waar was haar wens gebleven om mentaal gezond te sterven? Euthanasie was voor vrijzinnigen en niet voor kerkgangers, dus daarom tekende ze nooit in. Vandaag zie ik het anders, wat een opluchting! Haar dementie heeft haar verder verzacht. Dementie heeft haar gediend, door elke harde kronkel in haar hersenen te mouleren tot het donzige van een boorling. Met de onschuld van een boorling kan ze straks, stokoud, het leven verlaten. 

Ze dut menigmaal in op de stoel van het cafetaria. Ze is niet helemaal meer van deze aarde; bengelt ergens tussen het stoffelijke en het bovenzinnelijke in. Het verliezen van grip op de abstracte realiteit heeft haar als begin dementerende dag- en nachtmerries bezorgt. Ik zag haar in het voortschrijdend proces van loslaten geregeld angstig zijn. Die angst is weggeëbd en uiteindelijk uitgemond in een zee, met begin noch eind. De rust van het loslaten van sturing is nu af te lezen op haar gezicht. Tussendoor onze korte interacties vul ik de tijd met het boek Letting go. Het boek slaat open op een bladzijde die vertelt over intrinsieke onschuld. Het omschrijft hoe een bang dier de tanden laat zien als het opgeschrikt wordt. Niet anders is de mens. In basis onschuldig wordt het defensief als een onveilige herinnering de mens tart en uit zelfbehoud krabt het. Zij krabde voor behoud van het godsdienstige dat haar een plekje zou vrijwaren naast God in de hemel. Dat maakte haar vasthoudend aan een strak plan. Wat een ellende heeft dat geloof aangericht. En dat zogezegd voor rijstpap met een gouden lepel. Wat kunnen we onszelf dingen wijsmaken. "Ik heb een beetje pijn", zegt ze ineens en wijst naar haar linkerschouderblad. Ik ga tegenover haar zitten met mijn gezicht naar haar toe en masseer lichtjes de schouders. Haar ogen vallen weer dicht en haar wang zakt tot tegen mijn knedende hand. Ze legt haar gelaat te rusten op die rechterhand. Haar uitdrukking is zacht. Ik zie een onschuldig kind voor me zitten, een mens zonder angstherinnering in vol vertrouwen en in volledige overgave. Waar is dat barre gebleven? Waar heeft de wreedheid zich verstopt? Was Mevrouw Bulstronk slechts een fout sprookje?

Het is op dit levenseind dat al wat enigszins nog hard is verder verweekt. Wat overblijft is lieflijk, enig en lief. In het aanschouwen van dit beeld kan ik niet anders dan geloven dat de mensennatuur in basis vriendelijk is; onschuldig en puur. Voor die zogezegd vervloekte dementie kan ik alleen nog maar danken. Het wijst mij het verschil tussen waarheid en illusie. Hoe anders zou het verlopen zijn als ze zelfbeschikkingsrecht had aangevraagd en geëuthanaseerd geweest in een staat die haar kloeke persoon zelf bepaald had? Niet dat ik tegen euthanasie ben, dat ben ik allerminst. Hoe dapper moet je zijn om de dag van je dood in te plannen. 

Ik voel hoe menig tranen zich verzamelen in mijn ogen, daar waar haar zachtheid zich op mijn lens inprent. Tranen om wat ze is geweest en tranen om wat het met mijn moeder deed. Tranen om al het harde in de mens en waarom we ons en elkaar dit blijven aandoen. We zouden collectief een poos mogen dementeren om wakker te schieten in de realiteit van de zachte zee zonder begin noch eind; dan gans opnieuw beginnen.

Mademoiselle Marteaux