Rebel VOOR het Leven.
Een Jeanne d'Arc was ik. Een donna inferno, om het op z'n pittig Italiaans te zeggen. Gepeperd was mijn stijl. Een furieuze persoonlijkheid woedde in mij, in strijd met zowat alles en iedereen om haar heen. Een rebel tegen het leven. Want het leven stond mij niet aan. Niets liep zoals ik het wilde. Dus kritiseerde ik over hoe het eraan toe ging in de wereld. Dat het absoluut niet de bedoeling kon zijn. Op dit moment heb ik weinig woorden. Daar heb ik meestal vrede mee. Wat er buiten mij gebeurt haalt me minder overhoop. En als ik dan toch een oude rage voel opkomen, ga ik naar boksles om de ontvlambare strijdlust te temperen. Die noodzaak is er steeds minder. De vechtersbaas in mij laat haar veldslagen links liggen. De roodharige felheid heeft haar brutaliteit neergelegd. De vuurspuwer zwijgt stil. Sinds de overwinning van worstelingen op eigen terrein, vind ik eindelijk de basisrust.
In het teruglezen van mijn blogs zie ik een langzame kentering van rebellie als strijd tegen het leven naar rebellie als staan voor het Leven. Na de burn-out was ik extreem boos. Ik droeg de eerste helft van mijn leven als een kruistocht, met één balk voor het niet gezien worden en één balk voor het niet gehoord zijn. Het niet gezien en gehoord voelen droeg ik als zware last op mijn schouders. Uit angst gekruisigd te worden duldde ik dat lijden in extreme aanpassing. Soms ook niet. Soms wierp ik het kruis vloekend en tierend van me af, in het rond bazuinend dat we het allemaal niet goed doen. In de hoop de andere te overtuigen om vooral mijn eigen kruistocht te kunnen staken, stak Jeanne voortdurend het zwaard in eigen hart. Niets waarvoor ik vocht, gebeurde. Ik overtuigde geen mensen, hervormde geen cultuur, bracht geen vernieuwing in het onderwijs, kreeg geen complimentjes van opvoeders, werd niet geprezen door bazen en mannen bleven afhaken. Uiteindelijk losste ik het loodzwaar zwaard in de zinloze strijd om veranderingen buiten mezelf. Ik plofte neer op braakliggende gronden. Teruggeworpen op wat overbleef en dat was niet veel. In een volgende fase werd ik boos op mezelf. Omdat ik mij al die tijd in die nutteloze strijd zelf niet gehoord en gezien had. Gaf ik mezelf wel bestaansrecht? In tevergeefse pogingen om de buitenwereld aan te passen om mijn geboorterecht als voelmens en mijn vrouwelijkheid te claimen, ging ik inzien dat ikzelf de enige was die mij dat bestaansrecht kon geven. Dat ik en ik alleen, mezelf kan toestaan om werkelijk te zijn wie ik ben.
Ik begon de puinhoop in mezelf uit te mesten. Alles wat niet in mij hoorde, ging eruit en wat er overbleef wat simpelweg: Niets. Oog in oog met dat gapend gat in mezelf dat al die tijd op zoek was geweest naar invulling door mijn omgeving. Als je alleen leegte bent, voelt dat als doodgaan. In het stervensproces van de vechter in mij ging ik op klaarlichte dagen doorheen donkere nachten. Er gingen maanden voorbij van niets-zijn, niets-doen en niet-weten. Gelukkig waren er coaches in de afdaling naar dat schaduwrijk. Deep down ontmoette ik Jeanne, Vuurspuwer, Donna Inferno en ook de Verleidelijke Vlindervrouw. Al mijn ego-typetjes die mij in overlevingsstand hielden. Ook de rebel tegen het leven heb ik aangesproken, nog het meest van al.
De rebel in mij herleeft in haar gloednieuwe functie. Ik heb haar aangenomen met een fonkelnieuw doel. Als rebel voor het Leven is zij mijn toegewijde kracht die mijn authenticiteit als zegen kan uitdragen. Zonder de noodzaak zich te moeten bewijzen. Noch in strijd voor een plekje buiten. Er als vanzelfsprekend mogen zijn. Wat voelt dat luchtig zeg. Ik mag er gewoon zijn zoals ik ben. Ik mag mijn eigen inhoud uitleven. Ik hervind stilaan mijn inhoud, voornamelijk nog in stilte-tijd en alleen-tijd. Beiden zijn niet eng meer. Ook de leegte leer ik gaandeweg waarderen. Ik leer om met de leegte te kunnen zijn: in het spanningsveld van het nog-niet-weten. Want als er leegte is, is er ruimte voor iets nieuws wat niet in één-twee-drie opgevuld hoeft. In dit rijpingsproces hervindt de vrucht the juicy kant van het leven. Het is als bouwen aan een kasteel wat geen luchtkasteel is. Grote bouwwerken gaan niet over één dag. Grote bouwwerken zijn een levenswerk.
Tot slot kan ik zeggen. Het pepertje heeft verkoeling gevonden. Ik ben gekalmeerd. En dat voelt lekker.
Mademoiselle Marteaux