In stilte samenzijn.

17-08-2024

"Ik wil met jou geen praat-vriend zijn. Ik heb last van al het gepraat om me heen. Dus nee, alsjeblieft niet nog een vriend om alleen maar mee te kletsen!" zei ik in flinke toon tegen een trouwe vriend nadat we de overstap overwogen van intieme vriendschap naar gewoon vriendschap. Ik genoot van de woordarme uitwisselingen die we samen beleefden. Niet alleen in al onze knuffelvariaties. In ons sprakeloos samenzijn evengoed, ieder lekker met zijn bezigheid in dezelfde ruimte. Het gaf mijn gevoelig zenuwstelsel een welkome pauze uit het luide buiten. We zijn gewend om zoveel woorden te wisselen. Altijd gesprekken aan te gaan. Woorden die tollen in mijn hoofd, die fluiten in mijn oren, die mijn lijf vermoeien. Zeker die woorden die vasthangen aan gisteren of zich verliezen in morgen. Die mij weghouden van het volledig aanwezig zijn om te voelen wat HIER is en wat Nu van mij vraagt.

Het komt voor dat ik droom van een doofstomme wereld waarin luide praatjes verstillen. Muisstil blijven woorden binnensmonds als onze lippen verlammen of stembanden gaan staken. Stel je een gezamenlijke gesnoerde mond voor en de rust dat dat met zich meebrengt. Een oor die geen zin meer hoeft te verteren. Geruisloos staren we elkaar dan aan met wijde ogen, vragend wat nu, terwijl mondjes ongemoeid blijven in dit vraagstuk. Gelijk worden we uitgenodigd om andere communicatievormen te verkennen. Al dansend? Duwend? Stil? Neuriënd? Strelend? Starend? Stoeiend? Stampend? Weg van lange zinnen verpakt in verbale drama's die allen draaien om 't zelfde thema: zie en hoor mij, anders word ik nog luider. Ver van rusteloze bedenkingen spinnend rondom het weefgetouw van eigenwaarde. Weg van die drukke verzinsels zwelgend in een polonaise rond die ongeziene kern in ons. Ver van vertellingen tollend langs de spil van een loos leven, verlangend naar het Leven zelf. Weg van gedoe gepresenteerd in zwaar verteerbare woorden-soep dat bekvecht om gelijk, en waarom? Waarom spreken we continu zoveel en waarover praten we werkelijk?

De roezemoezige spraakwaterval die ikzelf ben spartelt in het verlangen naar een spraak-stil leven. Hoe is het eigenlijk gesteld met mijn eigen stilte, vraag ik me ineens af? Ik die ongemakkelijke stiltes graag vul met monologen in mijn eigen leegte-vrees. Ik ken het spinnen, het zwelgen, het tollen al te goed. Ik kan dan wel uitdrukkelijk vragen om een mondje-dicht rondom mij. Hoe is het met mijn eigen mond gesteld? Ik word mij bewust dat de clous van mijn grote stilte-wens is: Ik mag zelf stil leren zijn. Dan pas kan ik horen wat NU van mij vraagt en voelen wat HIER met mij wil. Als ik in het stille oog van de woorden-hoos kan blijven staan, heb ik dan nog last van drukte om mij heen? Als ik in mijn lichaam zink, daar waar emoties bedding vinden vooraleer ze zich verliezen in mondig gekwetter, heb ik dan nog moeite met al het schelle ? Als ik stil kan zijn om mijn lijf beter te horen, blijf ik uit de verhalen die beladen, vermoeien, fluiten of sluiten. Ik heb ervaren dat zelfs in een stil huis luid kan zijn als mijn hoofd haar babbelaar niet houdt. Hoe krijg ik mijn hoofd stil? 

En als het om ons gaat, vriend. Als het gaat om die rendez-vous in een nieuw jasje. Weet dan, jij mag praten net als ik. En als woorden willen spinnen, zwelgen en tollen; het zij zo. Zolang we ons gelijk herinneren hoe heerlijk die tijd was van samen-stil-zijn. Kunnen we die woordarme gesprekjes blijven voeren? Dansend? Duwend? Neuriënd? Stil? Strelend? Starend? Stoeiend? Zelfs stampend, als het moet? In die stille samentijd hoor ik mezelf zoveel beter en jou eens zo duidelijk. In die zwijgzaamheid voelen we wat HIER met ons wil en wat NU van ons vraagt. Daar gehoor aan geven. En dat stilte vol kan zijn, dat hebben we samen al beleefd.

Mademoiselle Marteaux