Neem bijvoorbeeld de bij. Hoe een lichtwezen omgaat met duisternis.

29-06-2024

Dit is een verhaal uit de tijd van mijn imker-zijn. In mijn dertigste levensjaar heb ik lange tijd bijen gehouden. De natuur van de honingbij fascineerde me. Die zonnige wezentjes die zich voeden met bloemennectar. Die samenwerking van een bijenfamilie uit één stuk. Die vurige dynamiek van een bezield en bedreven volk. Die vrouwengemeenschap waarbij Samen het haalt van Ik alleen. Die enkeling bereid het leven te geven voor het voortbestaan van de groep. Die matriarchaat aan vrouwen die in tros overwinteren. Die harmonische collusie in zowel het samenspelen voor gezamenlijk welzijn als het samenspannen als bedreiging dichtbij komt. Die felle dames met vinnige prikken, een furie die ik meermaals in levende lijve mocht ondervinden. Uren heb ik voor de ingang van de kast gezeten om beeldrijk mee te drinken van het zoete sap uit de kelken van de grote moeder. Ik heb gestaard naar die volladen pootjes met goudgeel stuifmeel die ze met zich meebrachten. Verbluft over het uitzweten van hun kunstwerken die ik als raten voor de zon hield om me sprakeloos te blijven verbazen over de bouwkundige genialiteit van een 50-duizend koppige kolonie. Wat voor bouwers zijn wij in dit aanzicht? Al reikt de Sagrada Familia, de Hagia Sophia, de Taj Mahal, zelfs het station in Luik van Daniel Buren op eigenwijze aan diezelfde kunstvaardigheid. Dan herinner ik me dat wij mensen in genen ook tempeliers zijn. Al raakte die kwaliteit met de tijd op de achtergrond. Het is er wel. 

Ongeveer vijf jaar heb ik nauw samengeleefd met bijenfamilies toen mijn woonplek zich niet langer leende om de gevleugelde vriendinnen nabij te houden. Op dit moment vraagt het leven van mij iets anders. De bijen zijn nooit weggeweest in de levenslessen die ze brachten. In de fase waarin ik zit, herinner ik me hoe bijen zakken in het donker. Dat gaat niet van een leien dakje want het liefst vertoef ik in het lichtdeel van het leven. Ik ben gewend aan onze ingeburgerde vermakelijkheid om het licht hoog in het vaandel te houden in een weelderige overdaad, mierzoete afleiding of hoge sensatie. Ik beleef nu het voordeel van zakken in schaduwstuk om daar de hectiek van het leven uit te zuchten. Als imker leerde ik bijenzwermen vangen. Natuurlijk imkeren houdt in dat de vleugels van de koningin niet geknipt worden om zwermlust aan te moedigen. Ik liet bijen vrijwillig zwermen, ving ze zo goed als mogelijk. Met een gaasje over de korf  bracht ik de nieuwe kolonie naar de donkere kelder. In hun extatische vlucht om de geboorte van de stam zoemden ze door elkaar als in een uitzinnige gekte op een zomerfestival. Een traditioneel imker zou het jonge volk diezelfde dag in de kist overbrengen. Biologisch-dynamisch imkers brengen de kersverse familie eerst naar de onderwereld. In de volgende drie dagen en twee nachten transformeert het koele donkere, het diffuus zoemen geleidelijk aan naar een hooglied. Een mantra in koor. Een keelzang oerder dan oer. Je kan precies horen wanneer de familie samen als tros gezakt is om één geheel te vormen. Pas dan wordt de familie naar het nieuwe huis geleid. De vrouwen bezetten bedaard hun tempel, nu nog met mannen. Darren die na hun paringsdoel de matriarch verlaten. Vrouwen die slechts met vrouwen vanaf augustus de tempel bewonen.

Waarom een lichtvolk opsluiten in een donkere ruimte? Bijenfamilies bewonen van nature uit boomholtes. Bijen ontwikkelen zich in de donkerte om van daaruit te reiken naar het zonlicht. In het licht halen ze hun voeding, in de schaduw groeien ze als wezen. Een volk die zes maanden binnen overleeft weet hoe zich te verhouden met het duister. Al het vrouwelijke weet in oorsprong hoe zich te verhouden met het duister. In onze maancyclus bijvoorbeeld gaan we binnen de maand doorheen alle fases. De lichte en de donkere. Alleen zijn wij vrouwen vergeten hoe. Ook mannen zijn vergeten hoe. We vermijden collectief het donker. We willen volcontinu licht. We lachen problemen weg, houden schone schijn hoog in 't vaandel, jagen geluk na alsof ons leven ervan af hangt, feesten erop los in doorlopend vertier, vullen leegte met hebbedingen of ankeren vast aan geloofsovertuigingen uit hemelse regionen. De manie uit het westen houdt ons mijlenver weg van de afdaling naar het onbekende, het onderbewustzijn. Want, wat valt daar te halen? Wat kun je daar nu verdienen? Wel, licht dat grondiger geaard is dan de voorbijgaande roze wolk, de kortstondige lichtshow, het tijdelijk luchtkasteel, de vluchtige suikerspin. Het mythologisch verhaal van Innana vertelt hoe een jonge koningin haar lessen leert bij haar zus in de onderwereld om als volwassen schaduwkoningin terug te keren naar de bovenwereld. Bly omschrijft hetzelfde proces voor mannen in zijn boek De Wildeman. De Grieken gaven de reis naar binnen een naam: Katabasis. Jung wist dat er maar één manier is om te rijzen naar het licht en dat is doorheen de eigen schaduw gaan. De donkere nacht van de ziel, van mysticus Johannes van het Kruis, 't zelfde verhaal. Nigredo is de term die alchemisten gebruikten, wetende dat goud enkel gesmeed kan als de materie eerst gezuiverd wordt. In de ervaring van een burn-out kende ik een onvrijwillige neergang naar Katabasis. Elke crisis is de uitnodiging voor een ruwe val die de teloorgang van valse persoonlijkheid inluidt. Weg schone schijn, luchtig vertier, suikerspinnen en luchtkastelen. Van het kortstondig westers vermaak schiet niets over en tegelijk hervinden we daar alles waar het leven volgens mij om draait: authentiek leven. Katabasis werd de bakermat voor mijn hergeboorte. Ik ga nu vrijwillig het donker in. In alleen-tijd en stilte-tijd laat ik me zakken in het diepe onbekende om contact te maken het niet-weten. Weg van mijn drukke doen, ga ik er her-bronnen. Ik aanzie schaduwen die passeren als wolken voor de zon. Ik zou er niet van opkijken als mijn gevleugelde vriendinnen precies begrijpen wat ik bedoel. 

Met één oor op de kast hoorde ik hen zingen op midwinter, het was een hoopvol lied in afwachting van de eerste lentevlucht na een half jaar leven in volledige duisternis. Ik zag het hen doen, rijzen uit de duisternis.

Mademoiselle Marteaux